Alweer nest Aziatische hoornaar verdelgd, deze keer op Glabbeeks kerkhof: "Er zaten al zo'n 2000 hoornaars in"
Inwoners van Glabbeek die vandaag op het kerkhof hun dierbaren komen gedenken, kunnen dat met een gerust hart doen. Imker en verdelger van de Aziatische hoornaar Nicky Torbeyns had dinsdag, samen met zijn collega Koen, de handen vol om op de begraafplaats een groot hoornaarnest te verdelgen.
De gemeente had de twee opgeroepen om het nest dinsdag te verdelgen.
“Het nest hing op 14 meter hoogte in een boom op de begraafplaats aan de Dorpsstraat. Het ging om een secundair nest en was al tamelijk groot. We schatten dat er al om en bij de 2000 hoornaars inzaten. Ik meet altijd eerst de hoogte om te zien hoeveel verlengstukken we nodig hebben voor onze lans. Dan leggen we alles klaar, zoals de perslucht en de bus biocide, we koppelen alles aan elkaar en zetten de lans tot net onder de bol. Met de lans prikken we de bol aan en zetten we de leidingen open, op die manier spuiten we het vergif in het nest”, zegt Nicky wanneer we hem op het kerkhof ontmoeten.
Amper een vijftal minuten later vallen de hoornaars al uit het nest. “Je doet wel best een kap aan zodat de beesten niet in je nek vallen, ze zijn al wel verdoofd maar nog niet dood en kunnen nog steken. Het nest zelf is op een half uur dood, we laten dat gewoon hangen want dat zal niet opnieuw bevolkt worden. Bij de eerste storm vallen de restanten naar beneden.3
Nicky en zijn collega’s hebben het rond deze periode iets makkelijker om de nesten op te sporen, de bladeren vallen namelijk van de bomen. “Het is belangrijk elk nest voor de vrieskou te vernietigen. Sommige nesten hebben nog geen konginnen maar tot de eerste vrieskou kunnen die nog wel geproduceerd worden. Het engste wat ik ooit heb moeten doen is een secundair nest verdelgen aan het plafond in een tuinhuis. Die bol hing echt recht voor mijn neus en als je weet dat Aziatische hoornaars agressief zijn, dan snap je wel dat dit heel angstaanjagend was. Gelukkig is het goed afgelopen en hebben we het nest kunnen verdelgen.”
Tekst: Laurien Holsbeeks